Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3662

Datum uitspraak2008-11-04
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 08/3644 BESLU, AWB 08/3594 BESLU en AWB 08/3593 BESLU
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 augustus 2008 heeft verweerder een vergunning verleend voor het kappen van 226 bomen en het verplanten van 31 bomen in het deelgebied Beethoven-Zuidas (Beatrixpark), begrensd door de Beethovenstraat, Prinses Irenestraat en de Ringweg A10. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder in redelijkheid kunnen besluiten de kapvergunning niet te weigeren. Verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummers: AWB 08/3644 BESLU, AWB 08/3594 BESLU en AWB 08/3593 BESLU uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen: 1. Vereniging vrienden van het Beatrixpark, gevestigd te Amsterdam, gemachtigde: [gemachtigde verzoeker sub 1], 2. Bomenstichting, gevestigd te Utrecht, gemachtigde: mr. F.C.S. Warendorf, 3. Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg, gevestigd te Amsterdam, verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder, gemachtigde: mr. N.S.J. Koeman. Tevens heeft aan de zaak deelgenomen: Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam, vergunninghouder, gemachtigde: [gemachtigde vergunninghouder]. 1. Procesverloop Verzoekers hebben verzoeken ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Deze verzoeken hangen samen met de door verzoekers ingediende bezwaren tegen het besluit van verweerder van 13 augustus 2008 (hierna: het bestreden besluit). De voorzieningenrechter heeft de verzoeken gevoegd behandeld op de zitting van 23 oktober 2008. Daar zijn verzoekers 1 en 2 verschenen bij hun gemachtigden en verzoeker 3 zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. F.C.S. Warendorf. Verweerder en vergunninghouder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De zaken zijn vervolgens ter zitting gesloten. 2. Overwegingen 1.1 Bij brief van 7 juli 2008 is een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het kappen van 226 bomen en het verplanten van 31 bomen in het deelgebied Beethoven dat onderdeel uitmaakt van het grootstedelijk project Zuidas Amsterdam. Blijkens de aanvraag is de kap en verplanting van deze bomen nodig voor het bouwrijp maken van een kavel binnen het deelgebied Beethoven ten behoeve van nieuwbouw. Het betreft hier de eerste van drie fasen. 1.2 Bij het bestreden besluit heeft verweerder een vergunning verleend voor het kappen van 226 bomen en het verplanten van 31 bomen in het deelgebied Beethoven-Zuidas (Beatrixpark), begrensd door de Beethovenstraat, Prinses Irenestraat en de Ringweg A10. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van datum en tijdstip van kappen en het verplaatsen, het voorkomen van verstoring van nesten in het broedseizoen en de nieuwe aanplant voor dit gebied. 1.3 Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. In de onderhavige voorlopige voorzieningprocedure hebben verzoekers verzocht het bestreden besluit te schorsen totdat op de bezwaren is beslist. 1.4 Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet in de gelegenheid zijn geweest een zienswijze in te dienen. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voorts is aangevoerd dat strijd bestaat met het Uitvoeringsbesluit Beethoven. Samengevat weergegeven zijn verzoekers van mening dat eerst de nieuwbouw van het Sint Nicolaas Lyceum zou worden gerealiseerd en niet gelijk de voorgenomen bouw van kantoren voor AkzoNobel en Allen & Overy. Volgens verzoekers komt het ‘rood voor groen’-principe in gevaar door de voorgenomen planning. Bovendien zijn de plannen tot kap volgens verzoeker in strijd met het Uitvoeringsbesluit dat bovendien niet – zoals beloofd – is uitgewerkt. Ook zijn er geen bouwvergunningen aangevraagd, zodat de vergunning volgens verzoekers voorbarig en onrechtmatig is. Uit de brief van het dagelijks bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel aan verweerder blijkt het dagelijks bestuur het cruciaal vindt dat het kappen van de bomen zo kort mogelijk voor aanvang van de werkzaamheden geschied. Verder is er geen rekening gehouden met de natuurtoets. Uit deze toetst blijkt volgens verzoekers dat voor diverse diersoorten ontheffing van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd. Daarnaast hebben verzoekers aangevoerd dat verweerder deze aanvraag aan de Technische adviescommissie had moeten voorleggen, hetgeen niet is gebeurd. Ten slotte staan ook de belangen van handhaving van het natuur-, landschaps- en stadsschoon aan verlening van de vergunning in de weg nu er geen concreet zicht is op compensatie, aldus verzoekers. 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure. 2.2 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Kapverordening is het verboden, zonder vergunning van verweerder een houtopstand te vellen anders dan bij wijze van dunning. 2.3 Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening kan verweerder de vergunning slechts weigeren in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer. Deze bevoegdheid is discretionair. Dat wil zeggen dat verweerder een belangenafweging dient te maken die de rechter slechts marginaal kan toetsen. 3.1 De kapvergunning vloeit voort uit een politieke keuze met betrekking tot de (her)inrichting van het Zuidas. Deze keuze ligt niet ter toetsing aan de voorzieningenrechter voor. 3.2 Het belang bij verlening van de kapvergunning is gelegen in het feit dat de kap van de bomen noodzakelijk is voor de aanleg van nieuwbouw (onder meer een parkeergarage, hoofdkantoor Akzo Nobel, kabels en leidingen). 3.3 Het Uitvoeringsbesluit Beethoven heeft tot doel een integraal stedenbouwkundig ontwerp voor het gehele plangebied (dat wordt begrensd door de Beethovenstraat, de Prinses Irenestraat, de ringweg A10 en het Beatrixpark) te formuleren. Dit ontwerp vormt de basis voor de uitvoering van concrete bouwprojecten. In het Uitvoeringsbesluit zijn onder meer regels vastgesteld voor wat betreft de fasering c.q. planning van de bouwwerkzaamheden en de uitruil van park voor bebouwing waardoor het oppervlak van het Beatrixpark niet vermindert ten opzichte van de huidige situatie, het zogenoemde ‘groen voor rood’ principe. De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van de gemachtigde van verweerder dat dit geen dwingendrechtelijke regels zijn, zodat afwijking van deze regels niet aan de onderhavige vergunningverlening aan de weg staan. Dit laat echter onverlet dat het ‘groen voor rood’-principe voor verweerder een hard gegeven is bij de ontwikkeling van dit plangebied. 3.4 In de vergunning zijn als voorwaarden opgenomen dat een aantal bomen verplant moet worden en dat sprake moet zijn van een nieuwe aanplant in overleg met het stadsdeel ZuiderAmstel naar aanleiding van de herinrichtingsplannen voor dit gebied. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat een bedrag van € 1.750.000,- is vrijgemaakt voor de aanleg van groen in het gebied en dat hiermee beoogd is uitvoering te geven aan het ‘groen voor rood’-principe. De voorzieningenrechter acht met het voorgaande het ‘groen voor rood’-principe voldoende gewaarborgd. De omstandigheid dat niet aanstonds of op zeer korte termijn het nieuwe parkdeel tot stand komt ter uitvoering van het ‘groen voor rood’ principe brengt de rechter niet tot een ander oordeel. 3.5 Ten aanzien van de stelling van verzoekers dat er nog geen bouwvergunningen zijn aangevraagd, zodat de vergunningverlening voorbarig en onrechtmatig is, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Blijkens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient de aanvraag voor een kapvergunning te worden getoetst aan het in een kapverordening opgenomen beoordelingskader. Dit beoordelingskader staat los van een eventueel te voeren procedure op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Niet is vereist dat alle vergunningen met betrekking tot een planologische ontwikkeling in rechte vast moeten staan om een kapvergunning te kunnen verlenen. Wel dienen op grond van deze vaste jurisprudentie de contouren van het bouwterrein voldoende vast te staan alvorens een kapvergunning wordt verleend (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 11 juli 2007, LJN: BA9273, en 4 december 2006, LJN: AZ4267). 3.6 Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder de planning van de werkzaamheden en het kappen en verplanten van de bomen toegelicht. De gemachtigde van verweerder heeft gesteld dat de bouwplannen zeker uitgevoerd zullen worden nu in de overeenkomst inzake de gronduitgifte een bouwplicht is opgenomen voor ING Vastgoed. Op grond van de overeenkomst dient het hier aan de orde zijnde gebied op 1 juli 2009 bouwrijp opgeleverd te worden. Om hieraan te kunnen voldoen, moeten de werkzaamheden, zoals het kappen van de bomen en het verleggen van kabels en leidingen, nu plaatsvinden. Ook is er inmiddels om vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO verzocht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat ondanks de huidige kredietcrisis de bouwplannen doorgang zullen vinden en dat het noodzakelijk is nu een aanvang te maken met de werkzaamheden. De vergunningverlening is in zoverre dan ook niet als voorbarig en onrechtmatig aan te merken. 3.7 Verder ziet de voorzieningenrechter in de Flora- en Faunawet geen grond gelegen voor het oordeel dat verweerder de in geding zijnde kapvergunning in redelijkheid niet had mogen verlenen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven over een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet te beschikken. Deze heeft verweerder vlak voor de zitting ontvangen. 3.8 De voorzieningenrechter heeft niet kunnen vaststellen dat de hier aan de orde zijnde gebied in de Hoofdgroenstructuur ligt. Blijkens de notitie ‘De Hoofdgroenstructuur geordend, aanvullend toetsingskader voor de inpassing van functies in de Hoofdgroenstructuur’, dient de Technische adviescommissie alleen om advies gevraagd te worden over de inpasbaarheid van een gebouw, weg of voorziening in de Hoofdgroenstructuur. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanknopingspunten dat de Technische adviescommissie geraadpleegd diende te worden ten aanzien van de onderhavige vergunningverlening. 3.9 Ten slotte is niet gebleken van een van de waarden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Kapverordening die zich tegen de onderhavige vergunningverlening verzet. 3.10 Gelet op het bovenstaande overwegingen heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen besluiten de kapvergunning niet te weigeren. Het bestreden besluit zal in bezwaar naar verwachting standhouden. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken daartoe worden afgewezen. 3.11 Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Evenmin is grond aanwezig om te bepalen dat het griffierecht dient te worden vergoed. 3. Beslissing De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2008 door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Jibodh, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De voorzieningenrechter, Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Afschrift verzonden op: Coll.: DOC: B